Juli 2017: Heideblauwtje (Plebeius argus)

Het is weer heideblauwtjes-tijd en dat is genieten van deze schitterende fladderende pareltjes.
De vlinder behoort zoals de naam al duidelijk maakt tot de blauwtjes familie. Het is een grote familie met volgens de “veldgids dagvlinders” 29 soorten. Lang al deze soorten komen echter niet in ons land voor maar wel in noordwest Europa.  In de nabije toekomst kan dit aantal wel toenemen door de klimaatverandering. De Zuid-Europese soorten kunnen hun leefbiotoop naar het noorden uitbreiden. We zullen zien.
De blauwtjes-familie is dus erg uitgebreid, vooral boomblauwtje [vliegtijd april] is een bekende soort die zelfs in onze tuinen voorkomt. Maar ook het icarusblauwtje [vliegtijd mei] , zie je vooral in bloemrijke graslanden en bermen met veel klaver zoals rolklaver, moerasrolklaver en kleine klaver, voor zover dit biotoop in ons land nog aanwezig is. Maar op onze Gorsselse Heide zijn ook deze twee soorten vlinders waargenomen. Het Heideblauwtje, met een spanwijdte van hooguit 3cm vliegt van juni tot augustus. De soort komt vooral voor op vochtige heide gebieden, liefst met halfopen dopheide. Het kleurenpatroon is variabel. De bovenkant van het ♂ is purperachtig blauw met een donkere rand, de onderkant grijsachtig blauw met zwarte stippen en een oranje rand. De bovenkant van het ♀ is veel bruiner, het basale deel van beide vleugels vaak blauw, onderkant ook bruiner met een witte band binnen de oranje rand.

Het is nogal een kieskeurig vlindertje wat betreft zijn leefgebied. Over het algemeen stellen dagvlinders hoge eisen aan hun omgeving: temperatuur, vochtigheid, oriëntatiemogelijkheden en voedsel. Waardplanten voor de rupsen, en nectarplanten voor de volwassen vlinders zijn een onmisbare schakel. Dopheide, struikheide maar ook vlinderbloemigen zijn de belangrijkste waardplanten van de heideblauwtjes. Vooral de jonge uitlopers van dopheide zijn erg intrek bij de rupsen.
Het heideblauwtje gaat met meer dan 70% achteruit door het verdwijnen van vochtige en kruidenrijke heidegebieden. Hier ligt dus een taak voor de beheerder van onze Gorsselse Heide betreffende optimaal natuurbeheer, maar dat geldt voor meerdere ecologische onderwerpen in dit kwetsbare gebied.
jul17 heideblauwtje 1
Mannetjes van het heideblauwtje hebben een duidelijke, vrij brede, zwarte rand langs de vleugels (foto: Kars Veling Vlinderstichting)
Vorig jaar werden er op onze natuurparel, voor zover je nog van een parel kunt spreken, meer dan 30 exemplaren geteld. Maar het heideblauwtje kan in extremere aantallen bijeen worden gezien. Zo zijn waarnemingen van duizend of meer op een klein heideveldje bekend. Vaak zijn dit stukjes heide die een aantal jaren geleden geplagd zijn. Hier hebben zich inmiddels flinke dopheideplanten gevestigd, maar het is nog geen dichtbegroeide heide. Juist de dopheide met wat kale grond er omheen leveren het ideale microklimaat voor de rupsen.
We mogen wel vaststellen dat de Heideblauwtjes vooral gebaat zijn bij kleinschalig plaggen. In noordwest Europa kennen we nog een familielid, het vals heideblauwtje [Plebeius idas]. Voor zover bekend liggen de leefgebieden van deze soort nogal uit elkaar, te weten noord Jutland, noordwest Schotland en enkele gebieden in Frankrijk, Bretagne en Elzas-Lotharingen.

Bij onderstaande foto’s zie je de onderzijde van de vleugels van het mannetje en vrouwtje heideblauwtje.
jul17 heideblauwtje 2 3
Heideblauwtje, mannetje boven en vrouwtje onder (foto’s: Kars Veling Vlinderstichting).
De topplekken zijn dus open dopheidevegetaties, maar het heideblauwtje komt op veel uiteenlopende heidevegetaties voor. In droge hei met alleen struikheide kunnen ze wel aanwezig zijn, maar hier zul je er nooit honderden of nog veel meer bij elkaar aantreffen. Ook in kleine heiderestanten, die inmiddels omringd worden door landbouwgebied kan het heideblauwtje nog lang standhouden. Ook hier gaat het dan om lage aantallen en de waarnemingstrefkans is dus niet zo groot.

Nog iets over de levenscyclus van deze dartelende insecten. De bevruchting vindt plaats doordat de ♂♂ op zoek gaan naar de ♀♀ middels zogenaamde patrouille vluchten. Na een succesvolle bevruchting worden de eitjes afgezet vlak boven de grond op takjes van meestal struikhei plantjes. Daar overwinteren de eitjes dan ook. Begin voorjaar komen de rupsen te voorschijn en met wat geluk kun je deze dan vinden op jonge uitlopers van de waardplant. Soms worden zowel de rups als de pop meegenomen door mieren meestal wegmieren naar hun nest. Rupsen die niet door mieren meegenomen worden verpoppen zich in de grond. Zo ontstaat er een nieuwe generatie heideblauwtjes. Er vliegt slechts één generatie per jaar.
Dank  aan De Vlinderstichting en Kars Veling voor het mogen publiceren van de foto’s en gedeelten uit de tekst.

Geniet van wat de Gorsselse Heide ons biedt   
Herman Roelofs 

  • Steunt u ons ook?
  • logo top vvdgh thumb