November 2022: kleine wintervlinder [Operophtera brumata]
Eerst even iets algemeens. Ik vind de woorden voor vlinder in onze omringende talen prachtig, denk er maar eens over, in het Engels “butterfly”, in het Duits “Schmetterling” en in het Frans “papillon”, zeer poëtische namen.
Vlinders in de winter zou je zeggen, die zie je toch niet. Dat is onjuist. Bijvoorbeeld van de dagvlinders kun je het bont zandoogje tot in november waarnemen. Het zijn echter vooral de nachtvlinders, die zich in de winter nog laten zien. Door een verhoogd suikergehalte kunnen ze de winterse omstandigheden trotseren. Onder de algemeen voorkomende soorten zijn een aantal uilen, zoals de wachtervlinder, bosbesuil en zwartvlekwintervlinder. Maar deze moet je dan meestal wel echt lokken door een zoet mengsel rond zonsondergang op de bast van bomen te smeren. Dit lokken is aan mij niet besteed, gewoon genieten van wat je, puur natuur, waarneemt.
Om de kleine wintervlinder te zien hoef je niet zoveel moeite te doen. Bij het licht van een lantaarn in een bosachtige omgeving kunnen we er meestal wel enkele tientallen waarnemen. Het zijn echter de mannetjes, want de vrouwtjes kunnen niet vliegen. De vleugels van de vrouwtjes ontbreken, het zijn slechts een paar stompjes. Een rupsje met pootjes zou je zeggen.
Geplakt tegen ons keukenraam zit zo’n geelachtige vlinder te rusten. Mooi gezicht om van binnen tegen en door de tere vleugels te kijken. Het mannetje van de kleine wintervlinder? Echt zeker weet ik het niet. Op de onderstaande foto zie je het mannetje paren met het vrouwtje.
Kleine wintervlinder; bron foto Koos Waterlander
De kleine wintervlinder is een opvallende spanner, een actieve nachtvlinder en zeer algemeen. Het mannetje is zo’n 15 mm in spanwijdte en kan gemakkelijk verward worden met gelijkende spannersoorten. Na de eerste nachtvorst in november vliegen de mannetjes rond op zoek naar een vrouwtje. Zo ongeveer een uurtje na zonsondergang zitten ze op een boomstam te wachten op de vrouwtjes. Je kunt ze vaak in groten getale waarnemen.
Het vrouwtje kan niet vliegen, dus kruipt ze zo half november uit de strooisellaag langs de boomstam omhoog. De door vrouwtjes afgescheiden geurstof [feromoon] wordt door het mannetje opgevangen met de antennes. De wachtende mannetjes komen in actie om de vrouwtjes te lokaliseren en zo kan de paring tot stand komen. Opmerkelijk is dat het mannetje tijdens deze zoektocht teert op het voedsel dat het mannetje in het rupsstadium, als een soort extra, heeft genuttigd. Na de paring kruipen de vrouwtjes verder omhoog de boom in, waar ze de bevruchte eitjes in grote getale [wel tot 150] afzetten. Ik neem aan dat zowel voor de mannetjes als vrouwtjes na paring en eitjes leggen hun levenseinde aanbreekt. De eitjes overwinteren in de boomkruin. In het voorjaar kunnen de uitgekomen rupsen de boom behoorlijk kaal vreten, maar die komen wel weer in blad. De rupsen zijn een belangrijk voedsel voor de insectenetende vogels in het bos, waaronder de mezenfamilie. De rupsen die het uiteindelijk overleven, laten zich via een gesponnen draad tot in de strooisellaag zakken. Daar verpoppen ze en uiteindelijk komt dan weer een vlinder te voorschijn. Zo kan de cyclus van de kleine wintervlinder weer opnieuw plaatsvinden.
We kennen ook de grote wintervlinder [Erannis defoliaria]. Die komt ook vaak op het licht af.
Lichtvervuiling is voor de vliegende nachtvlinders vervelend en storend, maar dat geldt voor de meeste nachtdieren.
Geniet van wat de Gorsselse Heide en omgeving ons biedt.
Herman Roelofs
Eerst even iets algemeens. Ik vind de woorden voor vlinder in onze omringende talen prachtig, denk er maar eens over, in het Engels “butterfly”, in het Duits “Schmetterling” en in het Frans “papillon”, zeer poëtische namen.
Vlinders in de winter zou je zeggen, die zie je toch niet. Dat is onjuist. Bijvoorbeeld van de dagvlinders kun je het bont zandoogje tot in november waarnemen. Het zijn echter vooral de nachtvlinders, die zich in de winter nog laten zien. Door een verhoogd suikergehalte kunnen ze de winterse omstandigheden trotseren. Onder de algemeen voorkomende soorten zijn een aantal uilen, zoals de wachtervlinder, bosbesuil en zwartvlekwintervlinder. Maar deze moet je dan meestal wel echt lokken door een zoet mengsel rond zonsondergang op de bast van bomen te smeren. Dit lokken is aan mij niet besteed, gewoon genieten van wat je, puur natuur, waarneemt.
Om de kleine wintervlinder te zien hoef je niet zoveel moeite te doen. Bij het licht van een lantaarn in een bosachtige omgeving kunnen we er meestal wel enkele tientallen waarnemen. Het zijn echter de mannetjes, want de vrouwtjes kunnen niet vliegen. De vleugels van de vrouwtjes ontbreken, het zijn slechts een paar stompjes. Een rupsje met pootjes zou je zeggen.
Geplakt tegen ons keukenraam zit zo’n geelachtige vlinder te rusten. Mooi gezicht om van binnen tegen en door de tere vleugels te kijken. Het mannetje van de kleine wintervlinder? Echt zeker weet ik het niet. Op de onderstaande foto zie je het mannetje paren met het vrouwtje.
Kleine wintervlinder; bron foto Koos Waterlander
De kleine wintervlinder is een opvallende spanner, een actieve nachtvlinder en zeer algemeen. Het mannetje is zo’n 15 mm in spanwijdte en kan gemakkelijk verward worden met gelijkende spannersoorten. Na de eerste nachtvorst in november vliegen de mannetjes rond op zoek naar een vrouwtje. Zo ongeveer een uurtje na zonsondergang zitten ze op een boomstam te wachten op de vrouwtjes. Je kunt ze vaak in groten getale waarnemen.
Het vrouwtje kan niet vliegen, dus kruipt ze zo half november uit de strooisellaag langs de boomstam omhoog. De door vrouwtjes afgescheiden geurstof [feromoon] wordt door het mannetje opgevangen met de antennes. De wachtende mannetjes komen in actie om de vrouwtjes te lokaliseren en zo kan de paring tot stand komen. Opmerkelijk is dat het mannetje tijdens deze zoektocht teert op het voedsel dat het mannetje in het rupsstadium, als een soort extra, heeft genuttigd. Na de paring kruipen de vrouwtjes verder omhoog de boom in, waar ze de bevruchte eitjes in grote getale [wel tot 150] afzetten. Ik neem aan dat zowel voor de mannetjes als vrouwtjes na paring en eitjes leggen hun levenseinde aanbreekt. De eitjes overwinteren in de boomkruin. In het voorjaar kunnen de uitgekomen rupsen de boom behoorlijk kaal vreten, maar die komen wel weer in blad. De rupsen zijn een belangrijk voedsel voor de insectenetende vogels in het bos, waaronder de mezenfamilie. De rupsen die het uiteindelijk overleven, laten zich via een gesponnen draad tot in de strooisellaag zakken. Daar verpoppen ze en uiteindelijk komt dan weer een vlinder te voorschijn. Zo kan de cyclus van de kleine wintervlinder weer opnieuw plaatsvinden.
We kennen ook de grote wintervlinder [Erannis defoliaria]. Die komt ook vaak op het licht af.
Lichtvervuiling is voor de vliegende nachtvlinders vervelend en storend, maar dat geldt voor de meeste nachtdieren.
Geniet van wat de Gorsselse Heide en omgeving ons biedt.
Herman Roelofs